Show menu

Leer Peter Hendrikx kennen

Vanaf 1 mei 2022 start Peter Hendrikx als nieuwe directeur-bestuurder Performing van De Nieuwe Oost en Theater a/d Rijn. Hij volgt daarmee Eve Hopkins op, die na ruim tien jaar de Arnhemse plek verruilt voor Theater Bellevue in Amsterdam. Wij spraken met Hendrikx over zijn werk en invloeden, zijn plannen voor De Nieuwe Oost en Theater a/d Rijn, én zijn visie op de noodzaak van kunst.

             Al vroeg in zijn jeugd kwam Hendrikx in aanraking met kunst. Op zijn 14e las hij werk van de Portugese dichter Fernando Pessoa en dat opende voor hem een nieuwe wereld.
‘Als kind had ik het idee dat alles natuurlijk in elkaar viel. Maar vanaf het moment dat je vragen gaat stellen merk je: er is niets om de wereld mee te stutten. Ik vond die troost en rijkdom wel in poëzie. Ik leerde werelden kennen die ik zelf niet kon verzinnen. En die mij iets vertelden over mijzelf en mijn plek in de wereld. Ik had daar zoveel aan dat ik wilde dat veel meer mensen dit kunnen beleven. Ik ben daarin heel rijk opgegroeid, met een moeder die veel las en dat aanreikte. Die nabijheid van kunst gun ik iedereen.’
            Hendrikx studeerde Nederlands en Engels in Brussel, Leuven en de Verenigde Staten en raakte betrokken bij verschillende theaterprojecten. Hij studeerde door aan de docent-regisseursopleiding op de Toneelacademie Maastricht en maakte carrière als regisseur, producent en projectleider binnen de culturele sector. In al zijn werk staat één ding centraal: open luisteren en van daaruit verbindingen creëren.

Welke invloed heeft je ervaring als regisseur gehad op de manier waarop je te werk gaat als directeur?

‘Op de toneelacademie heb ik heel veel dingen geleerd die ik ook nu, in mijn werk anders dan regisseur, nog aan het toepassen ben. Als regisseur begreep ik pas echt wat het betekent om open te staan en samen te werken. Hoe kunnen we, ook als we verschillen, samen iets maken waar we elkaar in kunnen vinden en elkaar in begrijpen? Mijn rol als regisseur zie ik daarin dat ik de omstandigheden creëer waarin ontmoetingen kunnen plaatsvinden en waarin we elkaar kunnen verrassen. Daarin stel ik mezelf dienstbaar op ten opzichte van het materiaal en de mensen waarmee ik werk. Dat doe ik ook als projectleider. Dit is de reden dat ik me verwant voel met De Nieuwe Oost. Het is een plek waar vanuit de jonge maker wordt gedacht. Er is geen mal waar een maker doorheen moet.’

Hoe biedt je volgens jou de hedendaagse makers wat ze nodig hebben?

‘Ik zie dat een nieuwe generatie makers niet begint met maken om een bepaalde discipline te leren beheersen, maar omdat ze bewogen worden door vragen die ze hebben over de wereld, over identiteit, over vrijheid. Ze vertrekken niet vanuit één discipline, maar bewegen los, vanuit een inhoudelijk vraag, door het materiaal dat voorhanden is. Daarin treedt dit type maker op als een soort curator. Wensley Piqué is bijvoorbeeld zo’n maker die dwars door disciplines en vakjes beweegt. Dezelfde drive die hem tot performances en installaties brengt, beweegt hem ook tot workshops en gesprekken in de klas en daarbuiten. Deze manier van werken vraagt om een begeleiding vanuit een instelling die niet vertrekt vanuit ‘zo werkt het’, maar vanuit een nieuwsgierige houding. Mijn expertise zit in het stellen van de juiste vragen. Ik ga veel ervaring meenemen, maar ik wil vooral niet zeggen: ik heb het ervaren dus ik weet hoe het moet. Ik wil zeggen: ik heb het ervaren, dus ik weet niet hoe het moet. En juist daarom wil ik dat graag met jullie onderzoeken. Misschien is nieuwsgierigheid wel mijn sterkste kracht.’

Waarom denk je dat deze fluïde manier van maken prominent aan het worden is?

‘Waarschijnlijk heeft elke generatie voor ons dat gezegd, maar ik heb het gevoel dat we in een tijd leven waarin we op zoek zijn naar nieuwe zekerheden. De wereld verandert zo erg. Ik denk dat jonge generaties op zoek zijn naar hun plek in de wereld en naar onze gezamenlijkheid. Deze generatie makers is eerder bezig met inhoud dan met vorm, omdat ze zien dat niets vrijblijvend is, dat politieke en sociale vragen verweven zijn. De jonge generatie is zich ervan bewust hoe mis het soms kan lopen door goede intenties, door woorden die worden uitgesproken maar niet in de praktijk worden belichaamd. Dat idee, dat de we echt de wereld moeten veranderen om eerlijker en rechtvaardiger te zijn, zit heel diep. De oude vormen werken niet meer, dus die moeten worden losgelaten. Maar wat wordt dan de nieuwe vorm? Dat is wat ik met De Nieuwe Oost wil uitzoeken. Dit is voor mij een plek waar die nieuwe maakpraktijk onderzocht kan worden.’

Wat zijn verder je plannen voor De Nieuwe Oost en Theater aan de Rijn?

‘Wat ik graag zou willen doen, en waar De Nieuwe Oost ook al mooie stappen in heeft gezet, is de verbinding internationaal verder opzoeken. Met België, in eerste instantie. Er is een tijd geweest waarin Nederland en België elkaar veel makkelijker vonden op het gebied van podiumkunsten. Daar wil ik graag naar terug. Ik geloof dat jonge makers nu veel internationaler denken. Ze voelen zich niet meer gebonden door een gekke grens als Nederland maar voelen zich verbonden met de wereld, en willen in die wereld vragen stellen. Daarnaast zie ik veel kansen in het maken van theater voor een jong publiek. Ik vind kunst voor jongeren heel interessant omdat makers die voor een jong publiek maken écht het gesprek aan moeten gaan met dit publiek om hen te raken. Het aangaan van dit gesprek is een essentieel onderdeel van kunst. Ik denk dat makers voor jong publiek daarin voorop lopen. Zij kunnen aan de rest van de kunstwereld tonen wat er allemaal nog meer zou kunnen.’

Hoe wil je te werk gaan in het uitvoeren van je plannen? 

‘Ik kom niet met een lijstje namen aan van mensen die ik hier wil programmeren. Ik wil juist werken met wie ik hier tegenkom, met wie hier woont, met organisaties, scholen en jongeren uit de omgeving. Daarvanuit wil ik verbindingen laten ontstaan met de makers en vice versa. Verbinden betekent actief ontmoetingen creëren. Ik ben er minder in geïnteresseerd om theatermakers elkaar te laten ontmoeten dan om mensen die vanuit verschillende hoeken dezelfde vragen hebben bij elkaar te brengen. Ik wil dat verbindingen gaan ontstaan, zonder dat ik ze opdring. Maar soms heeft dat wel een zetje nodig. Van nature is het fijner om mensen op te zoeken die op je lijken. Daarmee bevestig je jezelf. Het vraagt om een inspanning om dat niet te doen, jezelf uit te dagen. Die inspanning is nodig, juist in deze wereld.

Daarover gesproken: laatst bleek uit onderzoek dat er in Nederland meer CEO’s zijn die Peter heten dan CEO’s die vrouw zijn. Hoe zie jij, als directeur met de naam Peter, je eigen verantwoordelijkheid in zo’n vraagstuk?

‘Dit is een vraag die ik mezelf heb gesteld en die ik mezelf ook moet blijven stellen, en ik weet er nog niet het juiste antwoord op. Ik geloof er niet in dat het de bedoeling is dat ik mezelf wegcijfer. Maar wel dat ik mezelf bevraag over de manier waarop ik werk. Ik ben me, ook als regisseur, altijd heel bewust geweest van de specifieke bril en ervaringen waarmee ik in de wereld sta, die niet noodzakelijk hetzelfde hoeven te zijn voor anderen. Dat erkennen is heel belangrijk voor me. Ook geloof ik erin om ons werk hier zo te organiseren dat ik hier voortdurend in wordt bevraagd. Het is nodig dat wij als organisatie bezig zijn met hoe wij zo inclusief mogelijk kunnen zijn. Pas als deze plek inclusief is, kunnen de makers waarmee we werken inclusief zijn. Hetzelfde geldt voor het publiek. Dat haakt in elkaar. Ik zie mijn rol als een facilitator. Dit is een ontwikkelplek die in dienst staat van andere dingen dan ikzelf. Dat is heel belangrijk om te blijven herinneren. Het gaat er juist om dat ik anderen in hun kracht ga zetten.’

Wat kan de culturele sector bijdragen aan deze strijd voor gelijkwaardigheid en inclusie?

‘Kunst is voor mij een plek waar we gezamenlijk nadenken over onze toekomst. En over wie we zijn als mens. Het is superbelangrijk dat een publiek zich daarin herkent. Als we maar een bepaald soort mensen laten zien die in die verhalen figureren, hoe kun je je dan thuis voelen in een wereld als je jezelf er niet in kunt voorstellen? Dat vind ik heel belangrijk. Dat we verhalen creëren waarin we ons allemaal kunnen vinden en herkennen. Daar ligt juist de kracht van kunst.’

Zoals je zelf ook al zei: de wereld is hevig aan het veranderen. De wereld staat figuurlijk en steeds vaker letterlijk in brand: oorlogen, klimaatverandering, een pandemie. Wat is volgens jou de rol van kunst in dit soort woelige tijden?

‘Ik denk dat de rol van kunst veel groter is dan we misschien wel denken. We zijn er de laatste decennia, door jarenlang neoliberaal bewind, van overtuigd geraakt dat kunst een product is dat, als het niet rendabel of winstgevend is, niet relevant is. Dat is onzin, maar we zijn er wel in gaan geloven. Het enige geschenk van corona is geweest dat we zijn gaan beseffen dat dat niet klopt. Dat kunst van een enorme waarde is, omdat dat het leven maakt tot leven en niet enkel overleven. Tijdens de lockdowns merkten we allemaal: o, dit is overleven, als je geen contact hebt met elkaar, als je niet verrast kunt worden, als je niet in een gesprek kunt gaan dat je uit je eigen bubbel haalt. Kunst brengt ons in contact met elkaar, bevraagt ons en tilt dingen boven het dagelijkse uit. Daarin zit onze behoefte. Bij podiumkunst is het letterlijk zo dat je voor een uur jezelf overgeeft aan een ander perspectief op de wereld. Dat is een enorme rijkdom. Zo laat kunst je nadenken over wat van waarde is en wat niet. Over wat het betekent om samen te leven. Het stellen van die vragen is essentieel. Het maakt ons tot mens. Daarom is kunst voor mij voorwaardelijk om goed te kunnen leven met elkaar. Kunst zal geen antwoord geven op deze vragen, maar het is wel de plek waar we ernaar zoeken. Ik denk dat we de afgelopen jaren hebben gemerkt dat het stellen van deze vragen juist relevanter is dan ooit.’

Hoe zie je de toekomst van het culturele veld?

‘De reflex van de culturele sector na corona is om zo snel mogelijk terug te keren naar de oude gang van zaken. Tegelijkertijd is het veld ook in een enorme chaos. Want de wereld zoals die ervoor was, is er niet meer. Ik verwacht dat dat echt nog een tijd zal duren zo. Dat is een bedreiging, want je kunt niet meer doen wat je hiervoor deed. Maar het biedt ook kansen. Kunst staat niet los van de wereld, en er was nogal wat mis met de wereld. Als je kunst als wezenlijk onderdeel van de wereld ziet, heb je nu ook de kans om die wereld weer opnieuw uit te vinden, door de kunst terug uit te vinden. Dat wil ik samen met de makers van De Nieuwe Oost doen.’